Programma 10. Financieel beleid
1. Wat willen we bereiken?
In het coalitieakkoord ‘Samen Duurzaam Vooruit’ is gekozen voor een degelijk financieel beleid in onzekere tijden. Onze ambitie is om ons huishoudboekje blijvend op orde te houden door een stabiel financieel beleid, heldere afspraken en financiële lenigheid om in te spelen op nieuwe omstandigheden. We willen de lokale lastendruk voor onze inwoners en bedrijven laag houden.
2. Wat zijn de belangrijkste speerpunten voor de resterende bestuursperiode?
Financiële basis op orde
Tegen deze achtergrond gelden de volgende algemene financiële kaders en uitgangspunten:
- Ons financieel beleid blijven we gedegen en solide vormgeven. We gaan voor deze begroting uit van een geaccepteerd tekort van € 3 miljoen, zijnde de tekorten op jeugdzorg waarvan we uitgaan dat deze extra gefinancierd gaan worden door het Rijk vanaf 2029. Dit betekent dus dat we bij de programmabegroting een niet meerjarig sluitende begroting zullen presenteren. Dit doen we op druk op het kabinet te houden. We blijven hiermee onverminderd lobbyen voor voldoende compensatie vanuit het Rijk.
- Het financiële kader voor deze kadernota is:
- Er is géén c.q. nauwelijks ruimte voor nieuwe wensen (nieuw beleid);
- Nieuwe wensen moeten in principe binnen bestaande budgetten gerealiseerd worden en er is alleen financiële ruimte voor grote prioriteiten waarvan we inschatten dat deze van groot belang voor de ontwikkeling van onze stad c.q. van de organisatie.
- We kijken extra kritisch naar aanwezige reserves en naar ruimte in de begroting (begrotingsposten die in jaarrekeningen meerdere jaren niet volledig besteed zijn c.q. waarbij opbrengsten jaarlijks hoger zijn).
- We hebben een algemene reserve die voldoet aan de gestelde normen (10% van de algemene uitkering). Eventuele incidentele ruimte binnen de algemene reserve zetten we in om onze ambities uit het coalitieakkoord waar te maken.
- We kijken jaarlijks kritisch naar alle reserves. In de nota reserves, die de gemeenteraad tegelijk met de programmabegroting behandelt, lichten we de reserves uitgebreid toe.
- De winsten uit het grondbedrijf zetten we in voor onze omvangrijke ruimtelijke opgaves (ontsluitingswegen, spoorzone, mobiliteitsplan, plan Groen/ blauw/ natuur). Daarbij merken we op dat de algemene bedrijfsreserve van het grondbedrijf weer geleidelijk stijgt, maar dat door nieuwe woningbouwplannen ook het risicoprofiel stijgt en dat als gevolg hiervan deze reserve moet gaan stijgen. Dit betekent ook dat er de komende jaren er geen sprake meer zal kunnen zijn van een afroming ten behoeve van de algemene reserve.
- Via actieve lobby en netwerken zetten we in op actief geld van derden te verwerven zoals bijdragen uit landelijke, regionale en Europese fondsen. De landelijke fondsen voor woningbouwimpulsen, volkshuisvesting en klimaat & energie bieden nadrukkelijk kansen.
- Via de voorjaarsnota 2025 vanuit het Rijk is een goede financiële compensatie aan gemeenten gegeven voor de jaren 2025 tot en met 2027. Net als de VNG vinden we de reeks vanaf 2028 te ambitieus (de ingeboekte besparingen op jeugdzorg en ook het verder verhogen van de opbrengst uit de hervormingsagenda). Daarnaast wordt er geen index van de kosten voor jeugdzorg toegepast, zoals de deskundigencommissie had aanbevolen. Concreet is afgesproken dat de deskundigencommissie van Ark in het eerste kwartaal 2027 een uitspraak doet over de haalbaarheid van het financieel kader vanaf 2028. Onze structurele financiële positie blijft dus onzeker. Feitelijk schuift het Ravijnjaar op van 2026 naar 2028. We blijven lobbyen voor een realistisch en robuust financieel kader voor de uitvoering van jeugdzorg ook na 2028.
In het hoofdstuk "Financiële positie" in deze kadernota schetsen we de financiële uitgangspunten en een actueel financieel beeld.
Realisatie Strategische heroriëntatie
We monitoren de uitvoering van de strategische heroriëntatie en zullen over de realisatie ervan binnen de reguliere Planning & Controlcyclus rapporteren.
Lokale lastendruk
Het is ons beleid om de Osse lastendruk minimaal € 22,50 onder het landelijke gemiddelde te houden. Op basis van cijfers van het onderzoeksinstituut COELO is onze lokale lastendruk voor 2025 fors onder het landelijke gemiddeld, namelijk € 80. Het saldo van € 80 onder het landelijk gemiddelde wordt veroorzaakt door:
- OZB: - € 8 boven gemiddeld;
- Afvalstoffenheffing: € 31 onder gemiddeld;
- Rioolheffing: € 57 onder gemiddeld.
In de Atlas van de lokale lasten heeft het COELO voor 2025 (in vergelijking met 2024) het volgende beeld berekend:
2025 | 2024 | |||
Lastendruk standaardwoning | Oss | Landelijk | Oss | Landelijk |
Onroerende zaakbelastingen | € 461 | € 453 | € 403 | € 423 |
Afvalstoffenheffing | € 333 | € 364 | € 292 | € 346 |
Rioolheffing | € 178 | € 235 | € 178 | € 225 |
Totaal | € 972 | € 1.052 | € 873 | € 994 |
De gemiddelde woning is volgens het COELO in 2024 gestegen met 5,3%. De gemiddelde waarde van een koopwoning bedraagt daarmee in 2024 € 458.000.
Opgemerkt hierbij wordt dat bij de afvalstoffenheffing bepalend is het aantal keer dat een huishouden de container aanbiedt. Het COELO gaat voor 2025 uit van 11-12 ledigingen per jaar (korting 27,50). Dit op basis van landelijke CBS cijfers.
Voor het jaar 2026 kiezen we voor een totale OZB verhoging van 2,67%, dat is de reguliere verwachte inflatie voor 2026.
Uitvoering belastingsamenwerking
De BSOB voert namens deelnemende gemeenten belastingtaken uit. BSOB speelt met de ingezette koers goed in op ontwikkelingen. De BSOB blijft werken aan de opdracht om de uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden. Een goede ontwikkeling daarbij zien we in het verkennen van de mogelijkheden om te komen tot meer harmonisatie van belastingverordeningen van de deelnemers, rekening houdend met de beleidsruimte van gemeenten.
Het waterschap de Dommel zal per 1 januari 2026 toetreden. Hiermee wordt het werkgebied van de BSOB aanzienlijk vergroot wat perspectief geeft op meer stabiliteit en een beheerste groei van de BSOB.
Treasury- aantrekken van geldleningen
De komende jaren investeren we fors. Deze grote investeringen leiden er toe dat we ook veel geld voor langere termijn moeten gaan lenen. De afgelopen jaren hebben we niet hoeven lenen, omdat we beschikbaar geld hadden vanuit ons banksaldo.
In het treasurystatuut zijn hierover de volgende afspraken vastgelegd:
- We trekken enkel financieringen aan ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;
- We beperken financiering met externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren
- Voordat we een financiering aantrekken vragen we bij minimaal 2 instellingen een offerte op. Dit doen we bijvoorbeeld bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), Waterschapsbank en pensioenfondsen (via brokers).
We hebben de financieringsbehoefte voor de komende 4 jaar in beeld gebracht. Daarbij is het erg lastig in te schatten wanneer daadwerkelijke uitgaven bij grote projecten precies gedaan worden. De ervaring is dat dit vanwege de complexiteit van deze projecten vaak wat achter blijft t.o.v. de begroting. De totale financieringsbehoefte schatten we nu in op € 290 miljoen euro in de komende 4 jaren. Dit is fors en voor onze gemeente uniek. Het ramen van de rentekosten (in welk jaar wat nodig) en de renteontwikkeling blijft daarin uitdagend.
Financiële vertaling van de speerpunten
Geen.
Strategische heroriëntatie
In de Strategische heroriëntatie hebben we weergegeven wat de koers is om te komen tot een meerjarig sluitende begroting. We geven hierna aan welke voorstellen we voor dit programma door willen voeren.
Bedragen x € 1.000
+ is besparing/voordeel
Nr | Omschrijving | Bedrag 2025 | Bedrag 2026 | Bedrag 2027 | Bedrag 2028 |
---|---|---|---|---|---|
186 | Geen rente bijschrijven op reserves | - | 611 | 595 | 945 |
187 | Algemene bezuiniging op subsidies met 1% | - | - | 250 | |
189 | Verlagen van de post onvoorzien | - | 100 | 100 | 100 |
190 | Verhoging toeristenbelasting | - | 115 | 115 | 115 |
196 | Algemene taakstelling diverse werkbudgetten | - | 113 | 113 | 113 |
197 | Inzet 10% surplus algemene reserve als structurele dekking | 280 |